Afgelopen maandag was de prijsuitreiking van de Andries Greiner Prijs. Helaas niet in de prijzen gevallen. Het is zonde om het verhaal in de bittenbak te laten belanden. In plaats van een Jom deze week mijn inzending. Veel leesplezier. Het thema was : Dus toch
Ik kijk naar het witte doosje voor me op de eetkamertafel. De huisarts heeft mij Oxazepam voorgeschreven. Sinds ik bij mijn man weg ben, slaap ik slecht. Ik heb wallen onder mijn ogen. Concentreren op het werk gaat niet en het laatste wat ik nu kan gebruiken is ontslagen worden. Ik lees de bijsluiter: ‘Oxazepam werkt rustgevend, vermindert angstgevoelens, ontspant spieren en maakt suf. Gebruiken bij angstgevoelens en gespannenheid en bij slapeloosheid’ Nou dat kan ik echt wel gebruiken, ik slaap hooguit twee uur op een nacht, de rest zit ik te piekeren. In het gedeelte van de bijwerkingen lees ik dat bij 1 op de 100 mensen nachtmerries, onrust, prikkelbaarheid, waandenkbeelden en hallucinaties kunnen voorkomen. Ik win nooit wat, dus het zou een wonder zijn als dat bij mij zou gebeuren. Ik druk een tablet uit het stripje en slik het met een slok wijn door. Dan zie ik op het doosje de waarschuwing: pas op met alcoholische dranken. We gaan toch allemaal een keer dood, en het interesseert me op dit moment helemaal niet denk ik in mezelf en neem nog een slok wijn.
Ik woon op de eerste verdieping in één van de oudere wijken in Lelystad, de Zuiderzeewijk. Vroeger woonde hier één gezin. Een slimme uitbater heeft de woning gesplitst in drie appartementen en verhuurt deze voor veel te veel geld. Maar ik moest wat. Met mijn man samen ging niet meer. Een half jaar woon ik hier nu. In het kleine woonkamertje staat een zwarte bank van Ikea. In de hoek een tv-meubeltje met tv, hoewel ik nooit tv kijk, ik heb er geen behoefte aan. In het halletje zit een net keukentje. Waarvan ik eigenlijk alleen de magnetron gebruik voor de dagelijkse maaltijden van de Albert Heijn. Daarachter een kleine slaapkamer met toilet en douche. Als er visite komt moeten ze door mijn slaapkamer heen om bij het toilet te komen. Niet dat ik veel visite krijg. Als je gaat scheiden, weten vrienden niet zo goed wat ze er mee aan moeten en verwaterd de eens zo goede band.
Ik neem nog een slok wijn en denk terug aan de afgelopen jaren. Rob en ik waren gelukkig, we hadden een heel goed huwelijk, zonder kinderen. We zijn allebei opgegroeid in Lelystad hij zat op de scholengemeenschap Lelystad (SGL) en ik op de Rietlanden aan de andere kant van de stad. Op een avond kwamen we elkaar tegen in discotheek Mystic. De plek waar heel jong Lelystad in die tijd naar toe ging. Na enkele maanden besloten we samen te gaan wonen en weer een jaar later gingen we trouwen. We hebben op diverse plekken in Lelystad gewoond als laatste kochten we een huis op Buitenhof. Een residentie aan de rand van Lelystad. Ruime kavels met veelal vrijstaande woningen. We hadden het goed voor elkaar, gingen vaak op vakantie en genoten van het leven en van elkaar.
Een jaar geleden werd Rob werkeloos, het bedrijf waar hij werkte ging failliet. De eerste weken deed hij allerlei klusjes in huis, deed de was en solliciteerde. Maar hoe meer afwijzingsbrieven hij kreeg hoe chagrijniger hij werd. Op een gegeven moment begon hij ‘s morgens om 10:00 uur al aan zijn eerste biertje. Als ik thuis kwam, was hij vaak straalbezopen en brieste hij alles bij elkaar. Seks hadden we niet meer, hij was te bezopen viel vaak op de bank in slaap. Twee maanden terug heb ik hem een ultimatum gesteld. Stoppen met drinken of we gaan scheiden. Helaas, Rob stopte niet met drinken.
Een maand later, het was op een donderdag, kwam ik eerder terug van mijn werk. Ik had geknoeid op mijn blouse en wilde even snel een nieuwe pakken. Rob kwam uit de slaapkamer ondertussen zijn broek aantrekkend en trok me mee naar de woonkamer. Hij reageerde zo raar en hij zou wel even een schone blouse voor me pakken. Ik rende naar de slaapkamer en daar lag ze. Een oud schoolvriendinnetje van Rob. Opeens had ze voor de deur gestaan. Wij hadden al weken geen seks gehad en voor hij goed en wel door had wat er was gebeurd, lagen ze in bed vertelde hij. Later verklaarde de buurvrouw dat er regelmatig vrouwen over de vloer kwamen maar dat ze het niet tegen mij durfde te zeggen.
Diezelfde avond ben ik bij een vriendin gaan slapen, en enkele weken later kon ik in dit appartementje trekken. Het was van een vriend die ging samenwonen en mij tipte over deze woning. Anders had ik nu nog geen eigen plek gehad. De hypotheek van onze woning konden we niet meer betalen, daardoor hebben we de woning snel moeten verkopen, voordat de bank het zou doen. Rob is toen op een woonboot van een vriend ingetrokken. Zijn uitkering gaat op aan bier en solliciteren doet hij niet. We hebben nu al diverse gesprekken gehad met de mediator maar Rob doet alles om te rekken. Hij wil me niet kwijt, maar ik wil verder met mijn leven zonder hem en het zo snel mogelijk afgehandeld hebben.
Ik voel mijn ogen zwaar worden, waarschijnlijk de werking van de Oxazepam, ik sluit mijn ogen. Een kleurenpallet vertoont zich aan de binnenkant van mijn ogen welke langzaam begint te draaien dan lijkt het of ik een enorme tunnel in wordt gezogen, mijn hoofd begint te bonzen, mijn hartslag schiet omhoog, zweet breekt me uit. Dan pingelt mijn iPhone. Ik open mijn ogen en zie dat er een nieuwe mail is binnengekomen. Het is van de mediator, ze heeft aan Rob een recent bankafschrift gevraagd van zijn bankrekening voor de boedelscheiding. Hij wil het niet geven, of ik het aan hem kan vragen. Ik vloek binnensmonds, neem nog een slok wijn en besluit het maar direct te doen. Dan is die angel eruit, anders zit ik er weer de hele nacht te piekeren en ik wil nu eens goed slapen.
Ik pak de autosleutels en loop via de trap naar beneden de voordeur uit. Het is inmiddels gaan regenen en als ik naar mijn blauwe Fiat 500 loop stap ik een plas waardoor mijn schoen zeiknat is. Ook dat nog, ik stap in en rij weg. Ik rij mijn straat uit en draai de Houtribdreef op. In Lelystad zijn alle wijken gescheiden door lange tweebaans dreven. Hierdoor sta je zelden in de file en kan je snel van de ene naar de andere kant van de stad rijden. Ik hou me netjes aan de snelheid van 50KM/U de politie controleert veel op deze dreef. Ik besluit ook om niet langs het station te rijden, daar controleren ze teveel. Vooral als het zoals vanavond regent dan schuilen ze onder de overkapping. Ik neem de rotonde en ga rechtsaf de Westerdreef op. Na nog wat rotondes rem ik af. De boot waar Rob op zit ligt aan het Woonhavenpad. Hier liggen een twintigtal woonarken. Ik neem de afslag en draai een veel te smal weggetje in. Als twee auto’s hier elkaar moeten passeren is het passen en meten. Het pad is slecht verlicht en ik rij stapvoets het pad op. Opeens zie ik links van mij met grote snelheid een licht op mij afkomen ik trap hard op mijn rem en rakelings voor mij langs schieten twee jongens op een scooter die veel te snel rijdt. De jongen voorop claxonneert luid en de jongen achterop steekt zijn middelvinger op naar me, beiden schelden ze wat maar ze rijden gelukkig door. Mijn hart bonkt in mijn keel, dit ging maar net goed. Opletten meid, dit kan je nu niet gebruiken. Ik rij rustig het pad af tot ik bij de woonboot van Rob ben. De laatste keer dat ik hier was is een week of drie geleden. Het resulteerde weer in een knallende ruzie. Wat er vanavond ook gebeurt, ik ga niet weg zonder dat afschrift.
Aangekomen bij de boot klop ik netjes aan. Waar ik bang voor was gebeurd, Rob steekt zijn zatte kop naar buiten en begint direct tegen mij te tieren. Ik loop vlak langs hem naar binnen en ga rustig op de bank zitten. Ik word draaierig in mijn hoofd, waarschijnlijk begint de Oxazepam te werken. Ik moet hier niet te lang blijven. Ik vraag rustig aan Rob om een afschrift van zijn rekening. Weer begint hij te tieren. Op de tafel staat zijn laptop ik loop erheen, klap hem open en start hem op. De scheldkanonnade die volgt is niet beschrijven, ik hoor het niet meer, de ruimte om me heen begint te draaien. Ik kijk naar Rob, hij staat te schuimbekken, zijn ogen lijken wel drie keer zo groot en zijn bloeddoorlopen. Op zijn hoofd zitten slangen als bij Medusa. Ik kijk naar links naar het keukenblok en graai naar een mes. Instinctief steek ik naar Rob, hij zakt in elkaar en ik spring boven op hem, de slangen op zijn hoofd proberen mij te bijten maar ik weet ze te ontwijken. Keer op keer steek ik op Rob en de slangen in tot niets meer beweegt. Ik sta op, overal waar ik kijk zie ik bloed zitten. Ik was mijn handen schoon en log snel in op de laptop. Gelukkig heeft hij zijn wachtwoorden niet verandert. En al snel rolt het gewraakte afschrift uit de printer.
Ik leg het neer op de keukentafel, langzaam zie ik hoe enkele druppels bloed die op tafel liggen worden opgezogen door het papier. ‘Jezus wat heb ik gedaan’ denk ik bij mijzelf. Ik loop naar buiten, de frisse lucht maakt dat ik even helder kan denken. Ik sla mezelf voor mijn kop, denk na, denk na, blijf ik tegen mezelf zeggen. Ik loop weer naar binnen en kijk naar het ontzielde lichaam van Rob. Ik voel me misselijk worden en leeg mijn hele maaginhoud over de vloer heen.
Mijn hoofd tolt weer en ik besluit even te liggen en mijn ogen dicht te doen. ´Niet doen, ogen open vermaan ik mezelf´ Ik doe mijn ogen open en lig op mijn rug en kijk naar de donkere hemel waar vanuit regendruppels mijn gezicht nat maken. Ik lig in een kinderwagen, dan verschijnt het gezicht van mijn overleden moeder. ´Hoe is het dan met mijn kleine meisje, heeft ze lekker geslapen´ vraagt ze op kinderlijk toon. Ik wil praten maar meer dan gebrabbel komt er niet uit mijn mond vandaan. ´Dat is mijn lieve kleine meid he, als we thuis zijn ga ik je even lekker onder de douche zetten. Je bent helemaal vies geworden´. Mijn moeder begint te rennen, bij elke bocht vlieg ik van links naar rechts in de kinderwagen, regendruppels blijven op mijn gezicht terecht komen. Mijn moeder blijft rennen, de natte haren slaan in haar gezicht tot ze tegen een stoeprand botst en ik hard tegen de linkerkant van de kinderwagen aan klap. Ik knijp mijn ogen zo hard mogelijk dicht, ik moet wakker worden. Ik voel water op mijn hoofd terechtkomen en doe mijn ogen weer open. Ik sta onder de douche vanaf mijn handen zie ik bloed van Rob het doucheputje in lopen. Uit het doucheputje spartelt een slang die eerder op rob zijn hoofd zat, ik knijp mijn ogen weer dicht en schreeuw tot god of het alsjeblieft op mag houden.
Met een gil schrik ik wakker en zit rechtop in bed. Jezus wat een rotdroom was dit. Ik ben drijfnat van het zweet en kijk op de grond van de slaapkamer. Geen Rob met slangen op zijn hoofd. Ik kijk naar mijn handen, ik kan Rob wel wurgen, maar deze handen hebben niemand vermoord. Ik heb alles gedroomd. Op het nachtkastje staat mijn glas wijn van gisteravond en het doosje Oxazepam. Nou die heeft zijn werking niet gemist, ik heb geslapen als een blok, maar dat slik ik niet meer. Ik kijk op de wekker en zie dat het 4:00 in de ochtend is. Mijn wekker is nog niet afgegaan bedenk ik me. Terwijl ik me afvraag waar ik wakker van ben geworden gaat de deurbel en word er hard geklopt. Dat moet het zijn geweest, er staat iemand voor de deur. Ik trek mijn badjas aan en loop naar het raam in de woonkamer. Ik schuif de gordijnen opzij en zie beneden twee politieagenten staan. De jongste heeft mij in het gewag en roept naar boven ‘Goedemorgen mevrouw wilt u de deur even opendoen, we willen even met u praten?’
Even met mij praten? Achter de agenten zie ik mijn fiat 500 staan, één wiel staat schuin geparkeerd op de stoep. Het raam is open en dikke regendruppels vallen naar binnen.
‘He verdomme, hebben ze in mijn auto ingebroken’
‘Mevrouw wilt u de deur nu opendoen, anders maken wij hem open.’ Zegt de agent nu op dringende toon.
Even verderop in de straat zie ik nog vier politieagenten een politiehond en een arrestantenbus staan.
‘Ik kom eraan’ roep ik naar ze, wat een gezeur weer, dit kan ik er helemaal niet bij hebben. Ik loop richting de trap en zie op de keukentafel een papier liggen wat er gisteren niet lag. Ik pak het op, het is een afschrift van Rob zijn bank, dan stokt mijn adem. Het afschrift zit onder de rode vlekken. Bloed. Ik denk terug aan vannacht en de visioenen, aan Rob die ik heb neergestoken, de rit met mijn moeder en hoe de kinderwagen tegen de stoep aanreed. Er is niet in mijn auto ingebroken, ik heb zelf terug gereden naar huis. Ik sla mijn hand voor mijn mond en prevel zachtjes ‘Dus toch….’